Het orgel
De geschiedenis
In 1564 werd voor de kerk een orgel vervaardigd door meester Nicolaes De Smet. Waarschijnlijk was dat allereerste orgel een zeer voorlopig en eenvoudig instrument. Toch kwamen de orgelisten van de O.L.V.-kerk van Brugge en die van Aardenburg de schepping van De Smet keuren. In 1643 leverde de Bruggeling Boudewijn Ledon een nieuw orgel voor 353 ponden, 16 schellingen en 4 grooten. De orgelkast werd gesneden door Walram Rombout uit Lissewege en is zeer gelijkend met de orgelkasten in de parochiekerken van Damme en Lissewege. Het orgelfront is in ruitvorm opgesteld, met drie vooruitspringende pijpenbundels: de twee buitenste in driehoeksvorm, de binnenste in cirkelvorm. De kast staat op een gebeeldhouwd voetstuk, waar de steunen van de pijpenbundels: de twee buitenste in driehoeksvorm, de binnenste in cirkelvorm. De kast staat op een gebeeldhouwd voetstuk, waar de steunen van de pijpenbundels in verwerkt zijn. Die bundels zijn gevat in allerlei ornamenten en aan beide zijden met een grote cherubijn afgesloten. Daarnaast ziet men als versiering allerlei krulwerk, engelen, gebladerte, vruchtenslingers, zuiltjes, maskers en gedrochten. De kroonlijsten van de verschillende onderdelen vormen als het ware een trapgevel naar boven toe. Vermelden we nog dat het orgel in 1968 hersteld werd door de orgelbouwers Loncke uit Diksmuide, naar aanduidingen van prof. G. Verschraegen. In het midden van het doksaal bevindt zich het rugpositief. (het kleine klavier van het orgel). Het lijkt op een miniaturisatie, een verkleinde uitgave, van het grote orgel. In het horizontale steunstuk bemerkt men drie druipers, waarvan de buitenste bolvormig zijn; en het middelste als een vruchtenkorf gepresenteerd is. Links en rechts van het middenstuk zit een bosgod met hoorn. De rest van het doksaal heeft aan weerszijden panelen en cherubijnen. Daarboven komt een kleine balustrade en een fries met gebladerte. Verder bemerken wij nog zuiltjes en engeltjes. Auteurs: Jozef De Paepe en Daniël Haerens |
In de 19de eeuw werd het orgel drastisch omgebouwd tot een romantisch instrument. De kast werd verbreed, bourdonpijpen werden aan de zij- en achterkanten toegevoegd. Bemerkt in onderstaande foto’s ook het horloge op de top. De bovenste frontpijpjes in de top zijn loos.
|
Dispositie van het orgel.
Hoofdwerk: Prestant 8 Gedekt 8 Prestant 4 Roerfluit 4 Kwintfluit 2 2/3 Oktaaf 2 Spitsfluit 2 Mixtuur IV sterk Cimbel III sterk Cornet V sterk Seskwialter II sterk Trompet 8 Klaroen 4 Rugwerk: Gedekt 8 Prestant 4 Roerfluit 4 Oktaaf 2 Terts 1 3/5 (diskant) Nazaardeke 1 1/3 Stemmeke 1 Mixtuur III sterk Cimbel II sterk Regaal 8 Pedaal: Subbas 16 Gemshoorn 8 Open fluit 4 Speelhulpen: Tremulant Hoofdwerk-Rugwerk Pedaal-Hoofdwerk Pedaal-Rugwerk Nachtegaal Trommel A-D |
Technische specificaties
Sleeplades met een mechanische manuaaltractuur met aluminium abstracten. Elektromagnetische registertrekkers. Elektrische pedaaltractuur met kegellades. |