De nood Gods
'De Nood Gods' / artinflanders.be - Hugo Maertens
Dit is het pronkstuk van Watervliet: de “Nood Gods”, toegeschreven aan de Meester van Frankfurt. Noch de auteur noch de datering van dit kunstwerk zijn met zekerheid bekend. Vermoed wordt dat het door een heer van Watervliet zelf besteld werd en dat het bestemd was voor de kerk. Maar door welke heer? De stijlkritiek dateert het werk tussen 1515 en 1525. Historische argumenten suggereren de laatste helft van de 16de eeuw. De eerste maal duikt het drieluik in de historische documenten op in 1627. In dat jaar wordt de Brusselse Schilder David Noveliers betaald voor het “repareren ende vermaecken de twee groote tafereelen dezer kercke, het eene representeerend de Afdoeninghe Christi van den Cruce, ghestaen hebbende op den hooghen aultare...” Alles wat voor die datum komt, is gissen. In documenten van 1648 en 1665 wordt Quinten Metsys genoemd als de schilder.
Kunstcritici hebben intussen uitgemaakt dat het zeker niet aan Metsys kan toegeschreven worden. Sinds 1934 wordt het algemeen toegeschreven aan de Meester van Frankfurt. Sommige deskundigen (o.a. prof. Van Aise) menen binnen het oeuvre van de Meester van Frankfurt minstens twee handen te kunnen herkennen. Om dat onderscheid aan te duiden, spreken ze van de Meester van Watervliet. Officieel echter blijft het werk aan de Meester van Frankfurt toegeschreven. Het meesterwerk is op hout geschilderd. De zijluiken, links de Kruisdraging en rechts de Verrijzenis, zijn van heel wat mindere kwaliteit dan het middenpaneel. Dat laatste stelt de Kruisafneming voor. Een jonge man daalt af van een ladder, die nog tegen het kruis leunt, met de doornenkroon in de hand. Op de begane grond ziet men Jozef van Arimathea en Nicodemus, die het dode lichaam van Christus schragen.
Eerstgenoemde is waarschijnlijk de afbeelding van de schenker, die een valse baard aangemeten kreeg. Hij is duidelijk “op zijn paasbest’ gekleed en op de kraag van zijn jas draagt hij de letters “ME”, die allen die het stuk onderzochten intrigeren. Jozef en Nicodemus geven het lijk door aan Maria, de Moeder Gods. Achter haar staat de apostel Johannes. Rechts op de voorgrond bekijkt Maria Magdalena de wonden van de Gekruisigde. Zij is gekleed in rijke gewaden, en het anachronisme waarmee de schilder haar bedacht, verdient toch enige aandacht: om de lenden draagt zij een Paternoster als een soort gordel. Maar het gebruik van de rozenkrans ontstond pas in de 12de eeuw. Naast haar, doch wat naar achteren, ziet men Maria Salome in gesprek met Maria Cleopas, die de zalfpot aanbrengt, waarvan Salome het deksel wegneemt. Op de achtergrond staat een ouderling met drie nagels in de hand. Volledig rechts staat een man die zich van hele gebeuren afzijdig schijnt te houden. Dat is de schilder die zichzelf portretteerde.
Op de achtergrond ligt Jeruzalem. Naast het mogelijke portret van meester staat een toren van Italiaanse makelij. Het gebouw achter de ladder en voor de waterspiegel wordt vergeleken met het Sashuis Brugge en het Minnewater. Bij de onafgewerkte toren; waarop een noodklok gemonteerd staat, denken sommigen aan de Heilige Grafkerk van Jeruzalem of de Jeruzalemkerk van Brugge. Naast het hoofd van Johannes zien wij een toren met een duiventil, die gelijkt op de duiventoren van Assebroek. Op de achterzijde van de triptiek (enkel zichtbaar als dé luiken gesloten zijn); afgebeeld over de twee luiken: Christus voor de rechterstoel van Pilatus. De bovengedeelten van de afbeelding zijn volledig verdwenen. Nog een interessant weetje: deskundigen ontdekten op de drie voorpanelen 25 verschillende plantensoorten, waarvan er slechts vier niet konden geïdentificeerd worden, en twee niet met zekerheid bepaald werden.
Auteurs: Jozef De Paepe en Daniël Haerens
Kunstcritici hebben intussen uitgemaakt dat het zeker niet aan Metsys kan toegeschreven worden. Sinds 1934 wordt het algemeen toegeschreven aan de Meester van Frankfurt. Sommige deskundigen (o.a. prof. Van Aise) menen binnen het oeuvre van de Meester van Frankfurt minstens twee handen te kunnen herkennen. Om dat onderscheid aan te duiden, spreken ze van de Meester van Watervliet. Officieel echter blijft het werk aan de Meester van Frankfurt toegeschreven. Het meesterwerk is op hout geschilderd. De zijluiken, links de Kruisdraging en rechts de Verrijzenis, zijn van heel wat mindere kwaliteit dan het middenpaneel. Dat laatste stelt de Kruisafneming voor. Een jonge man daalt af van een ladder, die nog tegen het kruis leunt, met de doornenkroon in de hand. Op de begane grond ziet men Jozef van Arimathea en Nicodemus, die het dode lichaam van Christus schragen.
Eerstgenoemde is waarschijnlijk de afbeelding van de schenker, die een valse baard aangemeten kreeg. Hij is duidelijk “op zijn paasbest’ gekleed en op de kraag van zijn jas draagt hij de letters “ME”, die allen die het stuk onderzochten intrigeren. Jozef en Nicodemus geven het lijk door aan Maria, de Moeder Gods. Achter haar staat de apostel Johannes. Rechts op de voorgrond bekijkt Maria Magdalena de wonden van de Gekruisigde. Zij is gekleed in rijke gewaden, en het anachronisme waarmee de schilder haar bedacht, verdient toch enige aandacht: om de lenden draagt zij een Paternoster als een soort gordel. Maar het gebruik van de rozenkrans ontstond pas in de 12de eeuw. Naast haar, doch wat naar achteren, ziet men Maria Salome in gesprek met Maria Cleopas, die de zalfpot aanbrengt, waarvan Salome het deksel wegneemt. Op de achtergrond staat een ouderling met drie nagels in de hand. Volledig rechts staat een man die zich van hele gebeuren afzijdig schijnt te houden. Dat is de schilder die zichzelf portretteerde.
Op de achtergrond ligt Jeruzalem. Naast het mogelijke portret van meester staat een toren van Italiaanse makelij. Het gebouw achter de ladder en voor de waterspiegel wordt vergeleken met het Sashuis Brugge en het Minnewater. Bij de onafgewerkte toren; waarop een noodklok gemonteerd staat, denken sommigen aan de Heilige Grafkerk van Jeruzalem of de Jeruzalemkerk van Brugge. Naast het hoofd van Johannes zien wij een toren met een duiventil, die gelijkt op de duiventoren van Assebroek. Op de achterzijde van de triptiek (enkel zichtbaar als dé luiken gesloten zijn); afgebeeld over de twee luiken: Christus voor de rechterstoel van Pilatus. De bovengedeelten van de afbeelding zijn volledig verdwenen. Nog een interessant weetje: deskundigen ontdekten op de drie voorpanelen 25 verschillende plantensoorten, waarvan er slechts vier niet konden geïdentificeerd worden, en twee niet met zekerheid bepaald werden.
Auteurs: Jozef De Paepe en Daniël Haerens